A Groep1 Groep2 Groep3
2 5 8
2 (2) 5 (5) 8 (8)
2 5 8
(A: Toeval speelt geen rol)
 
B1 Groep1 Groep2 Groep3
147
2 (2) 5 (5) 8 (8)
3 6 9
 
B2 1 4 7
3 (2.3) 5 (5) 7 (7.7)
3 6 9
 
B3 1 4 7
1 (1.7) 5 (5) 9 (9.3)
3 6 9
(B1 t/m B3: Toeval speelt wel een rol.)

Wel kun je achteraf kijken naar de variabiliteit van de waarnemingen binnen de groepen. Een hoge variabiliteit duidt op onbetrouwbare groepsgemiddelden, en dus ook op onbetrouwbare verschillen hiertussen. Natuurlijk hadden de verschillen tussen de groepsgemiddelden zonder het toeval nog wel veel groter kunnen zijn. Maar het kan ook zijn dat er zonder het toeval helemaal geen verschillen waren geweest! Het is dus niet eenvoudig om te bepalen in hoeverre de gevonden verschillen tussen de groepsgemiddelden aan de experimentele variabelen (zoals het soort tennisbal) kunnen worden toegeschreven. Straks zullen we zien hoe variantie-analyse ons daarbij kan helpen.