]> Schatten (79/81) · Dr.Stat

  1. Interval voor X¯ (vóór het trekken):
    μ±z×σn
  2. Interval voor μ bij σ bekend:
    X¯±z×σn
  3. Interval voor μ bij σ onbekend:
    X¯±t×Sn
    met S=(X iX¯) 2 n1
  4. Interval voor μ Xμ Y bij σ bekend:
    X¯Y¯±z×σ X¯Y¯
    met σ X¯Y¯=σ X 2 n+σ Y 2 m
  5. Interval voor μ Xμ Y bij σ onbekend:
    X¯Y¯±t×S g×1 n+1 m
    met S g=(n1 )×S X 2 +(m1 )×S Y 2 n+m2

Ook in het vijfde geval bereken je voor het verschil tussen twee populatiegemiddelden een betrouwbaarheidsinterval. Nu kennen we σ X en σ Y, de standaardafwijkingen in de populaties, niet. We gebruiken dus weer t, met in dit geval ν=n+m2 .

Er wordt overigens wel verondersteld dat σ X en σ Y aan elkaar gelijk zijn. S g is een schatter voor de populatievarianties. Het is een gemiddelde van de twee schattingen S X en S Y die we op basis van de beide steekproeven kunnen maken.

In de formule voor S g moeten S X en S Y bekend zijn. Je hebt onder punt 3. al gezien hoe die berekend kunnen worden: bijna net als een gewone standaardafwijking, maar met in plaats van n in de noemer, nu n1 in de noemer voor S X en m1 in de noemer voor S Y. Deze n en m zijn natuurlijk de beide steekproefgrootten.