Deze pagina bevat een afbeelding die niet weergegeven kan worden omdat er geen recente versie van de Flash Plugin aanwezig is. Installeer de Macromedia Flash Player om de afbeelding te kunnen bekijken.
Je hebt hiervoor gezien hoe we een gevonden steekproefgemiddelde, of een verschil tussen twee steekproefgemiddelden, konden transformeren naar een Z of T waarde, en op die manier een overschrijdingskans konden berekenen. Het komt in de statistiek vaak voor dat het niet zinvol is om van een steekproefgemiddelde te spreken, omdat we alleen een proportie kunnen aanwijzen. Bijvoorbeeld het rookgedrag in een steekproef is slecht met een gemiddelde te beschrijven, maar goed met een proportie: een “zoveelste” gedeelte van de steekproef rookt.
Stel dat we weten dat in de hele populatie 10% van de mensen rookt. Het rookgedrag in de populatie is dus een alternatieve ofwel binomiale verdeling: 10% (p) rookt wel, 90% (q=1 −p) rookt niet. We hebben een steekproef (n=5 ) uit de populatie matrozen en willen weten of het rookgedrag bij matrozen hetzelfde is als in de hele populatie. In de steekproef zijn vier rokers. Dus de proportie rokers in de steekproef is B/n=.80 terwijl de proportie rokers in de populatie .10 is. In de figuur zie je een grafische weergave hiervan.