]> Kansverdelingen (35/123) · Dr.Stat

Voorbeeld 3.

Gevraagd wordt P(B6 n=10 ,p=.8 ). Aangezien p groter is dan .5 moet eerst worden omgezet met behulp van hulprijtjes. In deze hulprijtjes kun je aflezen dat de kans op 6 of minder successen, optredend met p=.8 gelijk is aan de kans op 4 of meer mislukkingen, optredend met de kans q=.2 . De betreffende kans (p(=q)=.2 ) is in de tabel vermeld, maar de omzetting heeft tot gevolg gehad dat nu een kans ’’ opgezocht moet worden. Er moet dus nog een omzetting plaatsvinden, daarvoor wordt weer gebruik gemaakt van de complementaire kans.

Dus: P(B6 n=10 ,p=.8 )=P(B4 n=10 ,p=.2 )=1 P(B3 n=10 ,p=.2 )=1 .8791 =.1209 .