In dit niet uniforme kansmodel geldt P(X=2 )=15 ×(.35 ) 2 ×(.65 ) 4 =.328 . Op dezelfde manier kun je ook P(X=0 ) t/m P(X=6 ) berekenen, waarbij het aantal vrouwen in de elementaire gebeurtenis dus bepaalt hoe groot de kans op die gebeurtenis is.
Nee, dat is niet juist. De kans op een enkel element in de uitkomstenruimte met drie vrouwen, bijvoorbeeld VVVMMM, is inderdaad gelijk aan P(VVVMMM)=(.35 ) 3 ×(.65 ) 3 =.012 . Er zijn echter meerdere elementaire gebeurtenissen die X=3 als gevolg hebben. Deze waarde dient met dat getal vermenigvuldigd te worden.
Nee, dat is goed. Heb je misschien weer 15 voor het aantal elementaire gebeurtenissen gebruikt? Dat klopt niet. Voor X=3 is het aantal elementaire gebeurtenissen gelijk aan 20.
Goed zo! De kans P(X=3 )=20 ×(.35 ) 3 ×(.65 ) 3 =.236 .
Nee, je doet net alsof het toch om een uniform kansmodel gaat. In het vorige voorbeeld, waar gold P(vrouw)=P(man)=.5 , was de kans P(X=3 ) wel 15 ×(.5 ×.5 ×.5 ×.5 ×.5 ×.5 )=.313 . Hier is het kansmodel echter niet uniform, en is de kans dat een universiteit een vrouw stuurt .35, en de kans op een man is dus .65. Probeer het opnieuw.