Nog zo’n opgave. In een kansexperiment met uitkomstenruimte U en gebeurtenissen A en B is gegeven:
P(A)=6 10 ,
P(B∪A)=9 10 ,
P(B∣A)=3 6 .
Nee, dat is niet het juiste antwoord. Je hebt nu P(A∩B)=P(A)×P(B∣A) gegeven, maar de vraag was naar P(B). Je moet bij deze som, net als in de vorige opgave gebruik maken van de produkt en de somregel. Als je alle bekende waarden invult kun je de gevraagde waarde berekenen.
Nee, dat klopt niet. Je moet bij deze som, net als in de vorige opgave gebruik maken van de produkt en de somregel. Als je alle bekende waarde invult kun je de gevraagde waarde berekenen.
Prima! P(A∪B)=P(A)+P(B)−P(A∩B), dus 9 /10 =6 /10 +P(B)−P(A∩B). P(A∩B)=P(A)×P(B∣A), dus P(A∩B)=3 6 ×6 10 =18 60 =3 10 . De berekende doorsnede wordt ingevuld bij de somregel. 9 10 =6 10 +P(B)−3 10 , P(B)=6 10 .
Nee, dat is niet juist. Je moet bij deze som, net als in de vorige opgave gebruik maken van de produkt en de somregel. Als je alle bekende waarde invult kun je de gevraagde waarde berekenen.