Er wordt bij 300 inwoners van Nederland een onderzoek uitgevoerd naar eetgewoonten. Het onderzoek toont aan dat onder studenten het vegetarisme populair is. 1/3 van de ondervraagden studeert, 2/10 van de studerenden eet geen vlees en 5/200 van de niet studerenden eet geen vlees. De resultaten zijn in de tabel weergegeven. Deze zogeheten 2 bij 2 tabel werkt inzichtelijk als er sprake is van twee dichotomieën. De ene dichotomie is student, geen student. De andere dichotomie is vegetariër, geen vegetariër.
Er wordt aselect een persoon uit deze groep gekozen.
Hoe groot is de kans dat de persoon een student is?
Dat is niet correct. Dit is de kans een vegetariër te kiezen als gegeven is dat de gekozen persoon een student is. Het is de bedoeling dat je de onvoorwaardelijke kans op een student bepaald.
Dat is niet goed. Dit is de kans om een vleesetende student te kiezen. Er wordt echter gevraagd naar de kans op een student, ongeacht eetgewoonten. Je moet dus de vegetarische studenten ook meetellen.
Dat is niet correct. Dit is de voorwaardelijke kans een student te kiezen als gegeven is dat de gekozen persoon een vleeseter is. Het is de bedoeling dat je de onvoorwaardelijke kans op een student bepaald.
Dat is niet goed. Dit is de kans om een vegetarische student te kiezen. Er wordt gevraagd naar de kans op een student, ongeacht eetgewoonten. Je moet dus de vleesetende studenten meetellen.
Juist, er zijn 300 personen 100 daarvan zijn student. P(student)=100 300 =1 3 .