De Tsjechische ambassade bespeurt dat er in Nederland belangstelling is voor Tsjechië als vakantieland. Tot nu toe heeft de ambassade alleen cijfers over Oost-Europa in huis. Die cijfers geven aan hoeveel procent van de volwassen bevolking belangstelling heeft voor Tsjechië als vakantieland. De ambassade geeft een onderzoeksbureau de opdracht om dit op een vergelijkbare manier voor Nederland vast te stellen. Het onderzoeksbureau trekt een aselecte steekproef onder 1300 volwassen Nederlanders en constateert dat de genoemde belangstelling aanwezig is bij maar liefst 9% van de steekproef.
De Tsjechische ambassade is blij verrast met de uitkomst en trekt de conclusie dat de belangstelling voor Tsjechië als vakantieland in Nederland (9%!) zelfs hoger is dan in Oost-Europa. Ze kennen immers de cijfers en al jaren lang ligt dit percentage op 6%.

De onderzoekers hebben de conclusie van de Tsjechische ambassade, dat de belangstelling in Nederland hoger is dan in Oost-Europa, getoetst. Ze hebben hierbij een significantieniveau van 1% gehanteerd.

De onderzoekers hebben ons de volgende gegevens verstrekt over de uitkomsten hiervan (dit is fictief!). We weten niet of de onderzoekers eenzijdig of tweezijdig hebben getoetst, maar we komen wel te weten dat volgens hen de rechter kritieke grens ligt bij 7.2%.

Hoe moet, gegeven deze kritieke grenswaarde, de statistisch verantwoorde conclusie van de onderzoekers luiden?