variabele | b-coëfficiënt | beta-coëfficiënt | significantie |
---|---|---|---|
opleidingsniveau | .17 | -.29 | .000 |
werkend | -.68 | -.34 | .000 |
vrije tijd | +.01 | +.12 | .004 |
huisvrouw | -.51 | -.23 | .005 |
werkloos | -.53 | -.15 | .12 |
kijkbeslissing | +.16 | +.11 | .016 |
geslacht | -.21 | -.11 | .41 |
progr.zien vanwege anderen | +.08 | +.08 | .077 |
gepensioneerd | -.30 | -.07 | .260 |
gezinsgrootte | -.04 | -.05 | .288 |
gemeentegroote | -.00 | -.01 | .875 |
leeftijd | +.00 | +.01 | .894 |
progr niet zien vanwege anderen | -.00 | -.00 | .998 |
constante | +2.31 |
In nevenstaande tabel zijn een aantal analyseresultaten weergegeven van een onderzoeker die onderzoek heeft verricht naar de factoren die van invloed zijn op TV-affiniteit. TV-affiniteit wordt door hem omschreven als 'het belang dat men hecht aan het televisiekijken in vergelijking met andere vormen van vrijetijdsbesteding'.
De onderzoeker hanteert een significantieniveau van 10%.
- opleiding: 1=basisschool tot en met 7=wet. onderwijs
- werkend: 0=niet, 1=wel werkzaam in beroep
- vrije tijd: aantal uren vrije tijd per week
- huisvrouw: 0=niet, 1=wel huisvrouw
- werkloos: 0=niet, 1=wel werkloos
- kijkbeslissing: 0=wordt niet , 1=wordt wel door respondent genomen
- geslacht: 1=man, 2=vrouw
- programma's zien vanwege anderen: 1=nooit, 2=zelden, 3= af en toe, 4=vaak
- gepensioneerd: 0=niet, 1=wel
- gezinsgrootte: aantal personen
- gemeentegrootte: 1=minder dan 5000, 2=5001 tm 10000, 3=10001 tm 20000, 4=20001 tm 50000, 5=50001 tm 100000, 6=100001 of meer
- leeftijd: in jaren
- programma's niet zien vanwege anderen: 1=nooit, 2=zelden, 3= af en toe, 4=vaak
Welk effect is het meest van invloed op de TV affiniteit?