Vergelijken we verschilscores (t-toets voor één gemiddelde) nog eens met de t-toets voor twee gemiddelden, dan kunnen we het verschil als volgt illustreren: bij verschilscores zijn de steekproeven afhankelijk. Bijvoorbeeld bij de herkansing van het tentamen zijn beide scores van één persoon.
Het is door die afhankelijkheid niet toegestaan om de eerste score van persoon 1 met alle tweede scores te vergelijken. De afhankelijkheid maakt het noodzakelijk om per persoon te kijken of er een stijging of daling is in het cijfer.
Bij de t-toets voor twee gemiddelden zijn de steekproeven onafhankelijk: er zijn op aselecte wijze groepen ontstaan. In het voorbeeld met de 2 onderwijsvormen zijn 51 personen in groep 1 geplaatst 51 in groep 2. We kunnen de groepen vergelijken, maar er is geen verband tussen persoon 1 in groep 1 en persoon 1 in groep 2.
Door die onafhankelijkheid kunnen we niet één score van groep 1 met één score van groep 2 vergelijken (welke zouden we moeten kiezen, er is immers geen verband), dus moeten we elke score in groep 1 met elke score in groep 2 vergelijken. En we zien dat terug in een iets ingewikkelder formule voor T.