]> Schatten (36/81) · Dr.Stat

Populatie:
μ=?
σ=10

Steekproef:
n=25
X¯=50
90% betrouwbaarheidsinterval = 46.70 <μ<53.30

In de hele berekening verandert er niets behalve X¯. De berekening van het betrouwbaarheidsinterval is dus weer: X¯1.65 σ X¯ < μ < X¯+1.65 σ X¯ 50 1.65 ×2 < μ < 50 +1.65 ×2 50 3.30 < μ < 50 +3.30 46.70 < μ < 53.30 Het 90% betrouwbaarheidsinterval loopt in dit geval dus van 46.70 tot 53.30.

Dit voorbeeld benadrukt nog eens des te meer dat we zo’n betrouwbaarheidsinterval voorzichtig moeten interpreteren. Het is namelijk nogal onzinnig om eerst te beweren dat μ met 90% zekerheid tussen 37.70 en 44.30 valt, en vervolgens dat μ met dezelfde zekerheid tussen 46.70 en 53.30 valt! Het enige dat we wèl kunnen zeggen is dat, als we op deze manier meerdere intervallen berekenen, μ daar in 90% van de gevallen werkelijk in zal vallen!