Op dezelfde manier kunnen de andere randkansen worden berekend.
Er zijn 300 personen, 200 daarvan studeren niet, P(niet studerend)=200 300 =2 3 .
Er zijn 300 personen, 25 daarvan zijn vegetariër, P(vegetariër)=25 300 .
Ook de resterende kansen kunnen worden ingevuld.
P(student en vegetariër)=20 300 .
P(student en geen vegetariër)=80 300 .
P(geen student en vegetariër)=5 300 .
P(geen student en geen vegetariër)=195 300 .
Hoe groot is de kans dat een gekozen persoon vegetariër is, als bekend is dat hij niet studeert?
Dat is niet juist. Dit is de kans dat een persoon niet studeert en vegetariër is, oftewel P(geen student∩vegetariër). Je werd echter gevraagd naar een voorwaardelijke kans. Bij voorwaardelijke kansen moet je kijken naar de kans binnen een beperkte uitkomstenruimte. Je kunt ook gebruik maken van de produktregel.
Prima! Binnen de beperkte uitkomstenruimte van niet studenten is de kans op een vegetariër 5/200. Ook met de produktregel kan de kans berekend worden: P(vegetariër∣geen student)=P(vegetariër∩geen student)P(geen student)=5 /300 200 /300 =5 200 .
Nee, dat klopt niet. Dit is de kans dat persoon student is en vegetariër.
Nee, dat is niet goed. Bij voorwaardelijke kansen moet je kijken naar de kans binnen een beperkte uitkomstenruimte. Je kunt ook gebruik maken van de produktregel.