Deze pagina bevat een animatie die niet weergegeven kan worden omdat er geen recente versie van de Flash Plugin aanwezig is. Installeer de Macromedia Flash Player om de animatie te kunnen bekijken.
Op het intervalniveau kun je wel iets zeggen over de intervallen tussen de verschillende waarden die een variabele kan aannemen. Een voorbeeld hiervan is het meten van temperatuur. Het verschil tussen 5 en 10 °C is even groot als het verschil tussen 10 en 15 °C. Er is namelijk in beide gevallen evenveel energie nodig om de temperatuur van een voorwerp vijf graden te laten stijgen.
Je kunt echter níét zeggen dat 10 °C twee keer zo warm is als 5 °C. Als je bijvoorbeeld een thermometer zou hebben waarop zowel Celsius als Fahrenheit is uitgezet wordt duidelijk waarom dat niet kan.
De temperatuur is, in graden Celcius uitgedrukt, opgelopen van 5 °C naar 10 °C. Maar die zelfde temperatuurstijging loopt, in graden Fahrenheit uitgedrukt, van 41 °F tot 50 °F. Het is duidelijk dat 50 niet ‘twee keer zo veel’ is als 41. Je kunt niet zeggen dat 10 °C twee keer zo warm is als 5 °C omdat op de Celcius-schaal nul graden niet betekent dat er géén temperatuur is.
Kortom, op het intervalniveau zijn de intervallen tussen opeenvolgende waarden gelijk, maar is er nog geen absoluut nulpunt, en daardoor kun je niet met verhoudingen, ofwel ratio’s, werken.