Een onderzoek onder toeristen die hun vakantie doorbrachten in het badplaatsje B aan de Noord-Hollandse kust, levert als resultaat op dat er een sterk verband bestaat tussen: Afstand woonplaats tot het dorp B (kortweg: Afstand) en Participatie aan het uitgaansleven in B (kortweg: Participatie), als volgt: "Toeristen die van ver komen gaan vaker uit dan toeristen die van dichtbij komen".

Om dit verband nader te onderzoeken, wordt als volgt geredeneerd. Leeftijd is van invloed op Afstand: jeugdige toeristen zijn over het algemeen energieker dan oudere, en trekken verder weg. Leeftijd heeft ook invloed op Participatie: jeugdige toeristen hebben meer behoefte aan vertier dan oudere en gaan daarom vaker uit. Zo is te verklaren dat toeristen die van ver komen vaker uitgaan dan toeristen die van dichtbij komen.

Alle variabelen zijn gemeten op interval/ratio meetniveau. Leeftijd (L) in jaren, Afstand (A) in veelvouden van 10 kilometer, Participatie (P) in aantal avonden per week dat men uitgaat. Welke van de onderstaande beweringen is juist?