Gelovigheid | 1e stud.jr | 4e stud.jr |
---|---|---|
wel | 309 (62%) | 104 (36%) |
niet | 190 (38%) | 184 (64%) |
Totaal | 499 (100%) | 288 (100%) |
Gelovig | Universiteit | Studiejaar | Freq. |
---|---|---|---|
wel | VU | eerste | 125 |
wel | VU | vierde | 55 |
wel | UvA | eerste | 184 |
wel | UvA | vierde | 49 |
niet | VU | eerste | 67 |
niet | VU | vierde | 105 |
niet | UvA | eerste | 123 |
niet | UvA | vierde | 79 |
In een onderzoek naar de relatie tussen 'studiejaar' - d.w.z. het academisch jaar waarin een W.O.-student zich bevindt - en de mate waarin studenten zichzelf 'gelovig' noemen, komen nevenstaande resultaten naar voren (tabel 1). Beide variabelen zijn gedichotomiseerd. Van het studiejaar zijn alleen het eerste en het vierde jaar genomen; en de variabele 'gelovig' is ingedeeld in 'wel' en 'niet' gelovig.
Het onderzoek was gehouden in Amsterdam en bevatte zowel UVA- als VU-studenten. Omdat bij de VU wellicht meer eerstejaars studenten nog maar net een 'gelovig nest' hebben verlaten, en zich daarnaast later wellicht juist extra gaan afzetten tegen het geloof, vermoeden de onderzoekers dat het verband wel eens sterker zou kunnen zijn voor VU-studenten dan voor UVA-studenten.
De theorie van de onderzoekers wordt getoetst met de nevenstaande gegevens (tabel 2).