Een leraar heeft een test gemaakt om de spelvaardigheid van leerlingen te meten. Hij heeft 100 doorsneewoorden uit een woordenboek in zijn test opgenomen. Wat is het meetniveau van de schaal die de leraar gebruikt als hij de volgende scores toekent:

  • de leerling spelt alle woorden correct
  • de leerling spelt minstens 1 woord fout