Diederik | Eppo | ||
Paul | Jaco | ||
Martin | Edwin | ||
Danny | Mark | ||
Coen | Michel | ||
Johan | * | Huub | |
* | Hans | Wilco | |
Erik | Tarzan | ||
Pim | * | Wim | |
Wubbo | Conrad | ||
Gert | Hendrik | ||
Jos | * | Peter | |
* | Hendrik | Jan | |
Piet | Joris | ||
* | Klaas | Joop | |
Falco | Wijnand |
De zes geselecteerde proefpersonen zijn met een * gemarkeerd. Stel eens dat deze worden ingezet bij de metingen met de nieuwe bal. Kun je dan zeggen welke personen het best kunnen worden ingezet bij de metingen met de andere bal? Kun je er direct zes aanwijzen? Of moet er opnieuw aselect worden getrokken? En zo ja, uit welke personen? Denk eraan, het toeval is uw vijand. Er worden al erg weinig observaties gedaan, dus is er alles aan gelegen om de rol van de toevallige factoren zoveel mogelijk in te perken.
Hoe zou je het beste de andere zes proefpersonen kunnen kiezen?