Geef nu de bovengrens van het 95% betrouwbaarheidsinterval voor ρ bij R=-.35 en n=20.
Nee, je zit nu op de verkeerde as te zoeken. Trek vanuit R=.-35 een lijn naar beneden, bepaal de snijpunten met de krommen n=20, trek vanuit die punten horizontale lijnen naar as met waarde van ρ.
Nee, je zit nu op de verkeerde as te zoeken. Trek vanuit R=.-35 een lijn naar beneden, bepaal de snijpunten met de krommen n=20, trek vanuit die punten horizontale lijnen naar as met waarde van ρ.
Je hebt nu het snijpunt van de vertikale lijn onder R = -.35 met de kromme n=20 aangeklikt. De bijbehorende intervalwaarde vind je door vanuit het snijpunt een horizontale lijn naar de populatiecorrelatie te trekken.
Je hebt nu het snijpunt van de vertikale lijn onder R = -.35 met de kromme n=20 aangeklikt. De bijbehorende intervalwaarde vind je door vanuit het snijpunt een horizontale lijn naar de populatiecorrelatie te trekken.
Juist, de ondergrens van het interval ligt bij .1.Het betrouwbaarheids
interval bij R= – .35 en n=20 is dan: -.675<ρ<.1. Dit is een breed interval. Vanwege de kleine steekproef is de
schatting niet erg nauwkeurig.
Juist, de ondergrens van het interval ligt bij .1.Het betrouwbaarheids
interval bij R= – .35 en n=20 is dan: -.675<ρ<.1. Dit is een breed interval. Vanwege de kleine steekproef is de
schatting niet erg nauwkeurig.