Deze pagina bevat een afbeelding die niet weergegeven kan worden omdat er geen recente versie van de Flash Plugin aanwezig is. Installeer de Macromedia Flash Player om de afbeelding te kunnen bekijken.
Op grond van de informatie van de steekproef moet dus worden beslist of de nulhypothese al dan niet moet worden verworpen. Daarvoor moet je weten welke informatie bruikbaar is. Met andere woorden: er moet een keuze worden gemaakt voor een bepaalde stochast. Deze stochast noemt men in de toetsingsprocedure toetsingsgrootheid..
Een voorbeeld van een toetsingsgrootheid is X¯. Je weet dat voor de berekening hiervan de som van alle waarden wordt gedeeld door het aantal waarnemingen. Om terug te komen op de keuze van de toetsingsgrootheid: de aanbeveling is om een toetsingsgrootheid te kiezen, waarvan de steekproefverdeling bekend en niet al te ingewikkeld is.
In het verkiezingsvoorbeeld ligt het voor de hand om in de steekproef het aantal PvdA stemmers te tellen. Dat is hier dan ook de toetsingsgrootheid. Deze toetsingsgrootheid heeft een bepaalde steekproefverdeling.
Weet je om welke verdeling het hier gaat?
Juist! De toetsingsgrootheid is hier de stochast B met een binomiale kansverdeling. De parameters onder de nulhypothese van deze verdeling zijn: n=100 en p=.3 . Op grond van de steekproefverdeling van B onder H 0 kan nu worden uitgemaakt welke steekproefresultaten waarschijnlijk (acceptabel) zijn als H 0 waar is en welke erg onwaarschijnlijk zijn. Met behulp van deze gegevens kan nu de verwachte waarde worden berekend.
Helaas, dat is niet juist. Een hint: er worden 100 onafhankelijke trekkingen gedaan, waarbij iedere trekking een alternatief is namelijk wel PvdA, niet PvdA. De kans hierop is constant.
Helaas, dat is niet goed. Een hint: er worden 100 onafhankelijke trekkingen gedaan, waarbij iedere trekking een alternatief is namelijk wel PvdA, niet PvdA. De kans hierop is constant.