Richting I II III IV V
Frequentie 8 19 16 16 1

Van 20 tweedejaars studenten wordt gevraagd drie voorkeuren voor de vijf afstudeerrichtingen te geven. In nevenstaande tabel staat het resultaat.

De verdeling van deze aantallen over de vijf afstudeerrichtingen worden geanalyseerd met een chi-kwadraat toets. Welke van de onderstaande uitspraken is onjuist?